Van de algoritmes van Bol kreeg ik Pigeon Watching voorgeschoteld. De presentatie van het boek was mooi en omdat ik dit zo'n vreemd onderwerp voor een boek vond, kocht ik het vrijwel direct. Ik hield het als zelfbescherming nog een week in de boodschappenkar, kijken of ik dan nog steeds wilde. Op deze manier bescherm ik mezelf van impulsaankopen van dingen die ik niet nodig heb. Maar ook die tweede keer dat ik het zag vond ik het nog steeds te opmerkelijk om het niet aan te schaffen. Dus die koopknop klikte ik op.

Binnen enkele pagina's was ik hooked, aangehaakt. De geschiedenis van de duif werd vrij snel een politiek verhaal dat neerdaalde in de Middeleeuwen waar alleen de heren van adel duiven mochten houden in Europa. De duif was daarmee een elite-object en het was verboden voor de gewone mensen, en de horigen, om duiven te houden. De duif was van een vrij dier een schaars product gemaakt, een object van verlangen.
Binnen en buiten Europa was de duif zelfs een statussymbool geworden waarbij machthebbers duiven inzetten voor het imponeren van anderen. Ze namen de duiven zelfs mee op reis, en gaven ze ook cadeau als gunst. Daarnaast waren duiven ook welkom om gegeten te worden, en de ontlasting functioneerde tevens als mestbron.
Het is bizar om te beseffen dat zoiets alledaags als de stadsduif, die bij mij achter op het balkon vaak genoeg verschijnt en zelfs ooit heeft geprobeerd een nest te maken in de kattenbak, zo'n geschiedenis heeft. Het beest, een rotsduif in wilde vorm, is reeds duizenden jaren lang gefokt om de mooiste, de vetste en meest nuttige versie te maken van deze duifsoort.
Maar niet alleen de stadsduif zoals wij die kennen, wereldwijd is er hiermee een enorme variëteit door de mens ontstaan. Werkelijke paradijsvogels, zo lees ik in het boekje. En speciale trompetduiven zelfs.
